Spelregels wandelvoetbal

Speelveld en doelen

  • Het speelveld heeft een rechthoekige vorm. De lengte van de zijlijn is langer dan de lengte van de doellijn. Het speelveld wordt gedeeld in twee helften door de middenlijn. In het midden van de middenlijn bevindt zich de middenstip. Het speelveld wordt gemarkeerd door lijnen (kalk of met markeerschijven).
  • De afmetingen van het speelveld:
    Lengte: minimum 30 meter, maximum 35 meter
    Breedte: minimum 20 meter, maximum 25 meter
  • In tegenstelling tot het reguliere voetbal is er geen zestienmeterlijn, geen vijfmeterlijn en geen penaltystip. Er kan een doelgebied aanwezig zijn, maar is niet noodzakelijk. Indien er een doelgebied aanwezig is, dan is dit gebied vergelijkbaar met het doelgebied bij zaalvoetbal.
  • De doelen hebben een minimale breedte van 2,50 meter tot een maximale breedte van 3,50 meter. De doelen hebben een minimale hoogte van 1,00 meter tot een maximale hoogte van 1,20 meter. Een doel met een breedte van 3 meter en een hoogte van 1 meter heeft de voorkeur.

Aantal spelers en wissels

  • Een wedstrijd wordt gespeeld door twee teams. Elk team bestaat uit een gelijk aantal veldspelers. Een wedstrijd wordt gespeeld 4 tegen 4 (tot 7 tegen 7). In principe heeft een ploeg maximaal 3 wisselspelers.
  • Er mag onbeperkt gewisseld worden.
  • Het maximaal aantal wissels dat tegelijkertijd het veld mag betreden is 3.
  • Een wissel mag enkel uitgevoerd worden wanneer de bal niet in het spel is, waarbij de speler die het veld betreedt dit pas mag doen nadat de speler die het veld verlaat volledig uit het speelveld is.
  • Een speler, die vervangen werd, mag nadien terug het speelveld betreden als vervanger van een andere speler.
  • Er wordt gestreefd naar spelvreugd voor iedereen: elke speler moet minstens de helft van de tijd op het veld gestaan hebben.

Bal

Er wordt met een gewone voetbal (nr. 5) gespeeld.

Duur van de wedstrijd

Een wedstrijd duurt 2 x 15 minuten met een pauze van 10 minuten.

Regels

  • Het is verboden om te lopen (= 2 voeten van de grond), met of zonder bal. Lopen wordt altijd bestraft met een indirecte vrije trap op de positie waar de speler is gestart met lopen.
  • Een speler kan niet buitenspel lopen.
  • Slidings zijn verboden.
  • Er mag geen contact gemaakt worden met de tegenstander.
  • Een vrije trap wordt altijd indirect genomen (waarbij er 3 meter afstand moet gehouden worden).
  • De bal mag niet boven heuphoogte komen.
  • Er wordt gespeeld zonder keeper.
  • Verlaat de bal het veld, dan wordt de bal, op de plaats waarop de bal het veld heeft verlaten, met de voet in het spel gebracht. De bal moet bij deze intrap stil liggen. De tegenstander moet een afstand van 3 meter bewaren.
  • Er worden geen penalty’s toegekend, maar wel een indirecte vrije trap.
  • Na een doelpunt, volgt een aftrap vanaf de middenstip.
  • Scoren kan enkel op de helft van de tegenstander.