Georges Vonck, uit Sint-Gillis-Waas, is een fervent oriëntatieloper. “Je moet wat avontuurlijk ingesteld zijn. Want de kortste weg is dikwijls al lang genoeg. Een rivier over, de struiken door of een rots af hoort erbij. Het is prachtig. Eén zijn met de natuur, komen op plaatsen waar je anders niet kan of mag komen, kaart en kompas in de hand.”

“Vroeger deden we vaak mee aan autozoektochten. Daar hoort kaartlezen bij, of blinde lijnen volgen, bolleke pijlke, soms nog wat kompaswerk erbij…  Uiteindelijk deed je dat vroeger op reis ook. De route naar Oostenrijk op kaart voorbereiden en dan de weg zoeken. Dat deed ik graag. Net als stratenlopen en andere loopwedstrijden. Gooi die twee samen en je krijgt oriëntatielopen. En als je iets graag doet, dan blijf je dat doen.”

 

“Voor je het weet rol je erin. In 1986 ben ik ermee begonnen. Het is nooit gestopt. Eerst doe je mee aan regionale wedstrijden. Je komt hoger in de ranking, neemt al eens deel aan een nationale wedstrijd en voor je het weet loop je door de Zweedse bossen, de bakermat van de sport. Vijftien jaar heb ik deelgenomen aan een wedstrijd in Zweden. Heel mooi met uitgestrekte bossen, veel rotsen en water. Iemand van de club nam zo deel aan wedstrijden in 52 landen.”

“Het voordeel van de gebruikte IOF-kaarten is dat dit overal ter wereld gelijk zijn. Met dezelfde kleuren, dezelfde tekens… Iedereen kent de legende van buiten. En hoe meer je het doet, hoe beter je erin wordt. Ik verzamel de kaarten van de wedstrijden waar ik aan deelnam. Zo’n 1 500 heb ik er nu. En ik kan er nog altijd uren naar kijken. Het intrigeert me mateloos.”

 

“Elke week heb je meerdere wedstrijden. Ook mijn vrouw Lia doet dan mee. Gewapend met kaart, kompas en elektronische chip ga je van start. Het voordeel van dat laatste is dat je direct de uitslag kunt nalezen. Ook je gelopen route kan je op die manier nadien bekijken. Dan zie je waar je eventueel in de fout ging. Die fout moet je trouwens altijd alleen bij jezelf zoeken. Want het is een individuele sport.”

“Ook in 2020 nam ik nog deel aan drie grote wedstrijden. Dat is dan tegen de besten van België. Het voordeel bij oriëntatielopen is dat je dit doet in leeftijdscategorieën van vijf of tien jaar, afhankelijk van het soort wedstrijd. Je meet je dus met leeftijdsgenoten. Heel fijn. Ondertussen zit ik in de categorie van de 70-plussers. Maar voor de start is er nog altijd wat zenuwachtigheid. Ondanks dat je iedereen kent. Want je komt overal dezelfde mensen tegen, vaak oud-militairen. En let op voor degenen die klagen over pijntjes. Die zijn meestal top. In de wedstrijd ben je elkaars concurrent maar achteraf drink je samen een pint. Dan komen de straffe verhalen…” (lacht)